Je kent het wel. Je zet een oefening neer. En voor sommigen klopt het: goede energie, geconcentreerd bezig, precies het goede niveau.
Bij anderen zie je afhaakgedrag: te moeilijk, te snel, niet te doen.
En weer anderen ook afhakers? Voor hen is het weer veel te makkelijk en niet uitdagend genoeg.
Eén oefening. Tien spelers. Tien verschillende uitkomsten.
Hoe kun je omgaan met die verschillen?
Verschillen zijn niet het probleem.
Maar wat doe je ermee?
In de praktijk geven veel trainers iedereen dezelfde opdracht, op dezelfde manier.
Logisch ook. Want dat is vaak hoe we het zelf geleerd hebben — en hoe het meestal wordt aangeleerd.
Maar er zijn ook andere manieren. Zonder dat je zes lessen tegelijk hoeft te geven. Door keuzes te geven, ruimte te maken, en te zorgen dat iedereen oefent op het juiste niveau.
Dat hoeft niet ingewikkeld te zijn.
Hieronder tien manieren waarop je daar morgen al mee kunt beginnen.
1. Werk met levels
Eén oefening, meerdere versies.
Laat spelers zelf kiezen in welk level ze willen beginnen.
2. Verander de afstand
Dichterbij is makkelijker. Verder weg is moeilijker.
Laat ze hun plek kiezen. Kleine verschuiving, groot verschil.
3. Pas de regels aan
Regels zijn geen vaststaande waarheid. Je kunt ze veranderen om het makkelijker, moeilijker, eerlijker of interessanter te maken.
“In deze ronde mag je eerst vangen.”
“Je scoort dubbel als je samenwerkt met twee anderen.”
4. Kies materiaal dat past
Groot, zacht, licht, langzaam – of gewoon het standaard materiaal.
Wat werkt, werkt. Laat ze kiezen. Of geef varianten.
5. Varieer in groepjes
Tweetallen zorgen voor veel actie. Groepjes zorgen voor meer samenwerking.
Wissel af. Of laat ze zelf kiezen met wie en hoe groot.
6. Speel met tempo en intensiteit
Sommige spelers willen herhaling, anderen willen prikkels.
Laat het tempo bepalen hoe spannend de opdracht wordt.
7. Laat ze een eigen leerdoel kiezen
De oefening blijft hetzelfde, maar waar ze op letten niet.
“Waar wil jij op letten vandaag?”
8. Pas je instructie aan
De één wil eerst kijken. De ander wil meteen proberen.
Geef beide ruimte.
9. Laat kiezen tussen veilig en spannend
Sommige spelers willen eerst zonder druk.
Anderen duiken liever meteen de chaos in.
“Wil je oefenen zonder tegenstander of punten, of meteen met?”
10. Laat spelers elkaar helpen
Niet alles hoeft van jou te komen.
Spelers leren veel door het aan elkaar uit te leggen, voor te doen of feedback te geven.
En dan?
Je hoeft het niet perfect te doen. Begin ergens. Kies één punt van bovenstaande. Kijk wat het oplevert. Pas aan. Of vraag het gewoon aan je spelers: “Wat werkte voor jou?”
Differentiatie is geen draaiboek. Het is kijken, reageren en meebewegen. En blijven zoeken naar wat werkt, voor iedereen.