Een nieuw seizoen, een nieuw schema. Namen schuiven, lijntjes trekken, lijstjes vergelijken. En dan: de teamindeling. Vaak het sluitstuk van veel gepuzzel – maar eigenlijk zou het het startpunt moeten zijn van een visie op leren en ontwikkelen.
Valkuil 1: “Lagere teams hebben minder ambitie”
Alsof motivatie automatisch samenhangt met niveau. Alsof het kind in het derde of vierde team dat elke week op tijd klaarstaat minder wil dan het talent in het eerste. We plakken prestatieniveaus op kinderen en geven daar vaak onbewust een waardeoordeel aan. Alsof het eerste team het echte team is, en de rest een soort wachtkamer is voor wie nog moet leren wat winnen is. Maar wat als die lagere teams juist barsten van de inzet, discipline en leerhonger – en we dat simpelweg niet zien omdat we op het verkeerde letten?
Valkuil 2: “Zo doen we het altijd”
Je kunt teams indelen op honderd manieren. Op niveau, ja. Maar ook op inzet. Op sociaal gedrag. Op motorische ontwikkeling. Op leerstijl. Op hoeveel plezier ze uitstralen. Of op combinaties van spelers die elkaar juist versterken. Toch grijpen we vaak naar dezelfde mal: wie is goed genoeg voor het eerste, wie mag hopen op het tweede, en de rest vullen we aan. Maar stel nou dat je vertrekt vanuit de vraag: wat heeft dit kind nodig om zich te ontwikkelen? Dan zou je zomaar bij een heel andere teamindeling uit kunnen komen.
Valkuil 3: “Homogene teams zijn handig”
Gelijkgestemden bij elkaar zetten is overzichtelijk. De training loopt lekker, het tempo ligt gelijk, en de frustratie is laag. Voor de trainer is het ideaal. Maar voor de ontwikkeling? Niet altijd. Verschillen tussen spelers bieden juist leerkansen. Een kind dat een ander iets kan uitleggen, leert zelf vaak nóg beter. Een kind dat mee mag doen met iemand die net een stap verder is, groeit sneller. En een team waarin spelers nét van elkaar verschillen – in niveau, aanpak of energie – kan veel meer van elkaar opsteken, zolang er ruimte is voor interactie en begeleiding. Verschil is niet iets om weg te poetsen, maar om bewust mee te werken.
En dus…
Vraag spelers wat ze willen. Betrek de trainers die ze een jaar lang hebben gezien, getraind en gecoacht. En probeer niet op onderbuikgevoelens af te gaan, maar op objectieve gegevens. Ja, het kost iets meer tijd dan snel teams bij elkaar zetten. Maar hoe je indeelt, zegt iets over hoe je naar leren en ontwikkelen kijkt – benut die kans bewust.