Een vereniging heet niet voor niets zo. Toch lijkt dat werkwoord – verenigen – soms ver te zoeken. Trainers trainen, commissies vergaderen, het bestuur bestuurt, en de ouders… klappen als het goed gaat. Maar wie verenigt zich eigenlijk nog echt?
In plaats van een gemeenschap, ontstaan er eilandjes. Teams waar niemand mag meetrainen “omdat ze nog niet goed genoeg zijn”. Trainers die vooral hun eigen groepje draaien. En ouders die hun kind afzetten bij de voordeur van de sporthal en net zo snel weer wegrijden. We dragen hetzelfde shirt, maar trekken niet samen op. Terwijl een vereniging juist meer is dan alleen de sport.
Een vereniging draait om méér dan prestaties. Het gaat om samen plezier maken, ontwikkelen in je eigen tempo, betrokken zijn bij iets dat groter is dan jezelf. Het gaat om respect voor elkaar – voor de beginner en de gevorderde, voor de stille helper en de zichtbare leider. En om samenwerking, ook als het schuurt. Juist dan.
Het gaat ook om ontmoeten en deelnemen, ook als je niet (meer) kunt sporten.
Een vereniging biedt ruimte voor iedereen – om bij te dragen, erbij te horen, en iets van waarde mee te maken. Want via de sport leer je méér dan spelregels of tactiek:
Je leert wat het betekent om samen ergens voor te gaan, om te bouwen aan iets groters dan jezelf, om erbij te horen én bij te dragen, om samen te ondernemen, te strijden en te groeien.
We laten kansen liggen om elkaar echt te leren kennen. Om elkaars verhalen te horen, talenten te benutten, hulp te vragen of aan te bieden. Veel ouders hebben skills, ideeën of energie waar de club beter van wordt – maar niemand weet het, omdat niemand het vraagt. Nieuwe leden blijven te lang onbekend. Jongeren worden gecoacht, maar zelden betrokken. En als er iets misgaat, zoeken we de schuld, niet het gesprek. Terwijl verenigen juist betekent: verschillen overbruggen, samen zoeken, elkaar versterken.
Een vereniging is meer dan alleen de sport. Het is een oefenplaats voor samenleven. Daar hoef je geen beleidsnotitie van te maken. Je hoeft alleen wat vaker te zeggen: “Kom erbij.” Of: “Zullen we even samen kijken?”
En hoe dan wel?
Verenigen begint klein. Door trainers van verschillende teams eens samen een training te laten geven. Door een koffiehoek te maken waar mensen blijven hangen. Door ouders actief te vragen: “Waar ben jij goed in?” Door spelers van verschillende leeftijden samen te laten trainen of elkaar te laten coachen. Door nieuwe leden persoonlijk welkom te heten. Door het verhaal achter de vrijwilliger te delen op de clubwebsite. Door zichtbaar te maken waar de vereniging voor staat – de missie, visie en kernwaarden niet alleen op papier te hebben, maar ook in gedrag en keuzes te laten terugkomen.
Het hoeft niet perfect. Het hoeft alleen maar echt te zijn.
Verenigen begint niet bij trainen of besturen, maar bij elkaar zien staan.