Over de verleiding om alles op te lossen… en niets aan te leren.
Ik was laatst in een sporthal om volleybaltrainingen te bekijken.
Op één veld stond een trainer. Fanatiek. Tussen z’n spelers in.
En alles draaide.
Om hém.
Elke bal werd naar hem gepasst.
Hij gaf de setup.
Speler sloeg.
Bal werd gehaald.
En weer opnieuw.
Het team gooide aan.
Hij gaf de setup.
Speler sloeg.
Bal werd gehaald.
En weer opnieuw.
En weer opnieuw.
En weer opnieuw.
Hij bewoog het meest.
Had de meeste balcontacten.
Maakte de meeste herhalingen.
En ik dacht alleen maar:
Wie traint hier eigenlijk?
Ik snap het wel.
Het is verleidelijk om het zelf te doen.
Als jij de setup geeft, lukt de oefening tenminste.
Als jij het tempo bewaakt, loopt het lekker door.
Als jij het oplost, blijft de flow erin.
Maar als je alles zelf doet, leer je niemand iets.
Dan word jij er beter van — en zij niet.
Een oefening die niet zonder jou kan,
is misschien wel geen oefening voor hén.
Als jij de enige bent die moe wordt van je training,
heb je iets te goed je best gedaan —
voor jezelf.
Training is geen voorstelling met de trainer in de hoofdrol.
Hoe minder jij doet, hoe meer zij kunnen leren.
Durf jezelf overbodig te maken.
Dán begint het pas echt.