Macht doet iets met mensen. Niet alleen in de politiek, maar ook in de sporthal. Als trainer bepaal jij wie speelt, welke oefeningen worden gedaan en hoe het team zich ontwikkelt. Dat geeft je invloed – en precies daar zit het gevaar. Volgens psychologisch onderzoek, onder andere van Dacher Keltner, zorgt macht ervoor dat mensen minder empathisch worden, impulsiever handelen en sneller overtuigd raken van hun eigen gelijk. Dit fenomeen staat bekend als de Power Paradox.
Kijk naar leiders in de politiek of het bedrijfsleven. Voor ze macht kregen, waren ze misschien benaderbaar en kritisch op het systeem. Maar zodra ze zelf de controle hadden, veranderde hun gedrag. Kritiek werd afgedaan als onzin, tegenstanders werden vijanden en fouten waren altijd de schuld van anderen. Sommige trainers laten hetzelfde patroon zien. Ze dulden geen tegenspraak, leggen verantwoordelijkheid vooral buiten zichzelf en eisen absolute loyaliteit. Wil je als speler meedenken over de tactiek? “Twijfel je aan mijn kennis?” Een wedstrijd verloren? “De scheids was waardeloos!” In zo’n omgeving spelen sporters niet om beter te worden, maar om de trainer tevreden te houden.
Maar macht hoeft niet te corrumperen. De beste trainers begrijpen dat leiderschap niet draait om absolute controle, maar om het creëren van een omgeving waarin spelers zich ontwikkelen. Ze durven macht te delen, laten spelers meedenken en geven ruimte om fouten te maken.
De Power Paradox leert ons dat macht je blik kan vertroebelen – tenzij je je er bewust van bent. De vraag is dus: herken jij de valkuilen? En als je de macht hebt, wat doe je ermee?